Planning medisch aanbod

Standpunt subquota

Sinds de laatste Staatshervorming is de Vlaamse regering bevoegd voor de planning en regeling van het medisch aanbod en dus ook voor de regulering van de opleiding die tot een bijzondere beroepstitel leidt. Aangezien dit de vervolgopleiding (ManaMa) betreft, is de Vlaamse regering bevoegd om quota op te leggen voor de instroom in erkende specialisaties. Deze staan bekend als de “subquota”. Het uitvoeringsorgaan van de subquota is de Vlaamse planningscommissie die eind 2020 zal worden opgericht.

Subquota zijn een middel om op relatief korte termijn tekorten en overschotten aan artsen in bepaalde specialisaties weg te werken. Deze specialisaties worden ook knelpuntspecialisaties genoemd. De tekorten en overschotten zijn over tijd ontstaan door verschillende oorzakelijke factoren, vaak uniek per specialisatie. Enkele van deze factoren zijn bijvoorbeeld: inkomen, gemiddeld aantal werkuren en werkomstandigheden zoals werkdruk of plaatselijke organisatie van de gezondheidszorg. Het is volgens ons essentieel dat deze factoren aangepakt worden vanuit een centraal beleid om de tekorten en overschotten aan artsen terug te dringen in knelpuntspecialisaties. Dit kan bereikt worden door een herziening van de Nomenclatuur en een verbetering van de werkuren en werkomstandigheden. Ook de organisatie van de gezondheidszorg kan de situatie verbeteren – denk bijvoorbeeld aan een reductie van het grote aantal spoedgevallendiensten in Vlaanderen. Indien deze oorzakelijke factoren niet aangepakt worden en men besluit om de problematiek van knelpuntspecialisaties enkel aan te pakken met subquota, dan zijn we in feite aan het dweilen met de kraan open.

Er zijn in principe 2 mogelijkheden om met een invoering van subquota de instroom in de vervolgopleidingen te regelen. Enerzijds kan men beslissen om minimumquota in te voeren; deze leggen dus een ratio vast van hoeveel studenten moeten beginnen aan een specifieke vervolgopleiding in een bepaalde periode (bv. minstens 50 studenten over een periode van 5jaar). Anderzijds kan men ook kiezen om te werken met maximumquota; hierbij wordt een maximumaantal studenten toegelaten over een bepaalde periode in een specifieke vervolgopleiding (bv. maximum 50 studenten over een periode van 5 jaar).

Wat betreft de subquota zelf, zijn we als studentenvertegenwoordigers geen voorstanders van een systeem waarbij er gebruik wordt gemaakt van minimumquota voor knelpuntspecialisaties die met een tekort aan artsen kampen. In een dergelijk systeem zouden studenten immers verplicht kunnen worden om te starten aan een vervolgopleiding waar ze misschien helemaal niet aan willen beginnen. Bovendien moet men dan in dit systeem een correct en eerlijk onderscheid maken tussen enerzijds een groep van studenten die verplicht worden om te starten in een vervolgopleiding die niet hun keuze is en anderzijds een groep van studenten die hiertoe niet verplicht worden. Dat er op dit moment een dergelijk onderscheid gemaakt kan worden, lijkt ons erg onrealistisch.

Daarom zijn we als studentenvertegenwoordigers eerder voorstanders van een systeem waarin maximumquota worden gehanteerd voor knelpuntspecialisaties die met een overschot kampen. In dit systeem wordt een student dus niet verplicht te starten aan een vervolgopleiding tegen hun keuze. Daarnaast kan er gewerkt worden met streefquota/niet-verplichte minimumquota in combinatie met voldoende blootstelling en promotie voor knelpuntspecialisaties die met een tekort aan artsen kampen.

Informatiemomenten, stages en voldoende blootstelling voor deze knelpuntspecialisaties die met een tekort aan artsen kampen in de basisopleiding zijn hier een essentieel onderdeel van. Het blijft tenslotte erg belangrijk dat er ook aandacht gaat naar de oorzakelijke factoren van de knelpuntspecialisaties zoals hierboven in detail besproken.

In het kader hiervan publiceerde VGSO een persbericht over de subquota:

Reactie besluit subquota